Breeksterkte
Meestal wordt de diameter van vallen en schoten bepaald door stoppers, klemmen en blokken aan boord van je schip. Ben je een wedstrijdzeiler of ben je een nieuwe boot aan het tuigen, kan het handig zijn om de minimaal vereiste breekkracht van schoten en vallen te berekenen om het gewicht van lijnen aan boord te verminderen. Het berekenen van de vereiste breeksterkte is een nauwkeurigere benadering voor het bepalen van de diameter van schoten en vallen.
Veiligheidsfactor
Het is een goed idee om met een veiligheidsfactor te rekenen. Vaak wordt hiervoor een factor 4 gebruikt, wat betekent dat een lijn maximaal voor 25% van zijn breeksterkte wordt belast. Dit noem je ook wel de Safe Working Load. Echter, in de praktijk heb je je zeilen al lang gereefd of lig je in een veilige haven voordat een val of schoot tot zijn maximale breeksterkte wordt belast. Daarom rekenen wij met een veiligheidsfactor voor toerjachten van 2 en voor wedstrijdzeilers met een factor 1,5.
Ook hier geldt dat de zwakste schakel telt. Een splits reduceert de breeksterkte van een lijn met ongeveer 5-10%, maar een knoop kan de breeksterkte van een lijn halveren. In deze berekeningen zijn wij er van uit gegaan dat de lijnen worden gesplitst.
Breeksterkte vallen en genuaschoten
De berekening van de benodigde breeksterkte voor schoten en vallen is hetzelfde, met uitzondering van de grootschoot (zie hieronder).
Voor je vallen en fokkeschoten kun je eenvoudig de breeksterkte berekenen door je zeiloppervlakte te vermenigvuldigen met 30 (voor spinnakers is dit 13). Dit zorgt ervoor dat je je zeilen nog bij windkracht 9 (41-47 knopen) kunt bedienen. We hebben deze berekening al voor je gedaan in de tabel hieronder. Breeksterktes kunnen licht afwijken voor b.v. een catamaran, maar deze variaties zijn meestal ondervangen door de veiligheidsfactor.
Voor vallen die met een vertraging van 1:2 worden gevoerd, kun je de breeksterkte delen door twee. Vergeet niet dat stoppers, klemmen, blokken en sluitingen wel nog steeds de volle lading dragen!
table
Zeiloppervlakte (m2) | Minimale breeksterkte (kg) regatta (veiligheidsfactor 1,5) |
Minimale breeksterkte (kg) toerzeilen (veiligheidsfactor 2) |
20 m2 - 30 m2 | 900 kg - 1.350 kg | 1.200 kg - 1.800 kg |
30 m2 - 40 m2 | 1.350 kg - 1.800 kg | 1.800 kg - 2.400 kg |
40 m2 - 50 m2 | 1.800 kg - 2.250 kg | 2.400 kg - 3.000 kg |
50 m2- 60 m2 | 2.250 kg - 2.700 kg | 3.000 kg - 3.600 kg |
60 m2 - 70 m2 | 2.700 kg - 3.150 kg | 3.600 kg - 4.200 kg |
Breeksterkte grootschoten
Voor grootschoten moet een belangrijke factor toegevoegd worden aan de berekening: namelijk het punt waarop de grootschoot vastzit op de giek. Dit resulteert dan in een formule met de volgende factoren:
(A) = zeiloppervlakte m2
(V) = windsnelheid in knopen
(X) = de afstand (meters) vanaf het eind van de giek tot het bevestigingspunt van de grootschoot
(E) = gieklengte (meters)
Breeksterkte grootschoot = (A) x (V)2 x 0.021 x (E)/(E-X)
Als de grootschoot met een vertraging van 1:4 wordt gevoerd, dan kun je de benodigde breeksterkte delen door vier. Maar let op, dat de overloop en blokken nog wel de volle kracht krijgen!